Het basisonderwijs is verdeeld in 8 klassen waarvan het niveau gelijkgesteld is. In het voortgezet onderwijs werkt dit iets anders en worden leerlingen ingedeeld in verschillende niveaus. Er wordt onderscheid gemaakt in vier verschillende niveaus:
Het laagste niveau van het voortgezet onderwijs is het praktijkonderwijs. Dit onderwijs is speciaal voor jongeren die het moeilijk vinden om een diploma te behalen in het ‘reguliere’ voortgezet onderwijs. Het halen van een diploma op vmbo niveau is voor veel praktijkonderwijs leerlingen te hoog gegrepen. Deze optie is bedoeld voor kinderen die een IQ van onder de 80 hebben. Het praktijkonderwijs is, zoals de naam al doet vermoeden, gericht op het werken in de praktijk. Tijdens de opleiding wordt de leerling begeleidt richting de arbeidsmarkt.
Grofweg 60% van alles basisschoolleerlingen gaan uiteindelijk een voortgezet middelbaar beroepsonderwijs niveau volgen, ook wel vmbo. Dit niveau duurt 4 jaar en met het diploma kan de leerling verder naar het hoger algemeen voorbereidend onderwijs (havo) of het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Binnen het vmbo zijn ook weer vier leerwegen te onderscheiden met ieder een eigen mate van theorie:
De basisberoepsgerichte leerweg (BBL) kent hierbij het minste theorie en de theoretische leerweg (TL) het meest. Zo is iedere leerweg weer onderverdeeld in vier sectoren: economie, techniek, landbouw en zorg waar uit gekozen kan worden.
Havo staat voor het hoger algemeen voorbereidend onderwijs. Hier worden leerlingen in een tijdsbestek van 5 jaar klaargemaakt voor de overgang naar het hoger beroepsonderwijs. Het hoger beroepsonderwijs wordt onderverdeeld in de onderbouw en bovenbouw. Het onderwijs in de onderbouw is algemeen en breed, waarbij de leerlingen in de bovenbouw een specialisatie geleerd krijgen. Aan de hand van verschillende profielen kan de leerling kiezen uit: Natuur & Techniek, Natuur & Gezondheid, Economie & Maatschappij en Cultuur & Maatschappij.
Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs duurt 6 jaar. Met dit voortgezet onderwijs worden leerlingen voorbereid op het wetenschappelijk onderwijs (wo) of het hoger beroepsonderwijs (hbo). Ook hier zijn er weer verschillende vormen waaronder het atheneum en het gymnasium. In het gymnasium worden er naast de vakken van het atheneum ook klassieke talen en cultuur gegeven. Ongeveer 20% van alle basisschoolleerlingen stromen door naar het vwo, hier is dan wel een hoge score op de cito toets voor nodig. Het vwo heeft buiten dat dezelfde opbouw als het havo, brede algemene vakken in de eerste 3 jaar en daarna een specialisatie in vorm van een profiel.